Als de aanvaller heeft gespeeld, kan de tegenstander de
bal afpakken door te bewegen, als men genoeg
bewegingspunten bezit, dan kun je de bal simpelweg
overnemen.
De doelman mag de bal ver schieten vanuit een
doeltrappositie of met de hand, door eventueel +10
verticaal en +5 horizontaal te nemen en door twee
dobbelstenen te gooien en het getal bij elkaar op te tellen.
Je kunt iemand tackelen door de dobbelsteen met de ene
kant, de voetbal, op te gooien en de andere kant is de
blanco kant, waarbij de voetbal gegooid moet worden,
anders is de kans groot op een vrije trap… Zodra blanco is
gegooid, moet je ook nog eens de dobbelsteen met F, P en
gele kaart opgooien. Als een “P” wordt gegooid, van “Play
on”, dan wint alsnog de verdediger de bal. Als “F” wordt
gegooid dan wint de aanvaller een vrije trap. Als een gele
kaart wordt gegooid, dan ontvangt de aanvaller sowieso
een vrije trap en krijgt de verdediger wellicht een gele kaart
om te onthouden! Dus na het gooien van een gele kaart,
moet je nogmaals met de dobbelsteen met voetbal gooien,
als de voetbal logo wordt gegooid, krijg je geen gele kaart,
maar een waarschuwing, bij een blanco dobbel, wordt
alsnog de gele kaart toegediend. Dus in volgorde: voor het
maken van een tackle wordt de dobbelsteen met voetbal
gegooid, deze gooit blanco, vervolgens wordt de andere
bijzondere dobbelsteen gegooid, stel men gooit geel, dan
moet nogmaals met de dobbelsteen met voetbal worden
gegooid.
Het tackelen gebeurt dus met voldoende bewegingspunten
op de bal en volgens de markeringslegenda, waarbij
bepaalde posities kunnen worden gemarkeerd en
getackeld.
Als een speler gemarkeerd is aan het einde van de beurt,
moet hij de bal wegdoen, als de beurt eindigt en de speler
gemarkeerd is, moet er worden gepast of geschoten.